De acht persoonlijkheidstypen - Introvert en Extravert
Bron: C. G. Jung - Verzameld werk deel 1 - Psychologie en praktijk.

EXTRAVERT
Wanneer de oriëntering op het object en op het objectief gegevene zodanig de doorslag geeft dat de meeste en belangrijkste besluiten en handelingen niet door subjectieve meningen maar door objectieve verhoudingen worden bepaald, spreken we over een extraverte instelling.
Wanneer iemand denkt, voelt, handelt, in één woord leeft in onmiddellijke overeenstemming met de objectieve omstandigheden en hun eisen, zowel in goede als in slechte zin, dan is hij extravert.
In zijn manier van leven speelt het object een duidelijk grotere rol als determinerende factor in zijn bewustzijn, dan zijn subjectieve mening.
Zijn belangstelling en opmerkzaamheid zijn gericht op objectieve gebeurtenissen. Niet alleen personen maar ook dingen trekken zijn aandacht. Daarom wordt zijn handelen ook bepaald door de invloed van personen en dingen. De handelingen van de extravert houden herkenbaar verband met objectieve omstandigheden.
De morele wetten die zijn handelen bepalen komen overeen met de eisen van de maatschappij, respectievelijk met de algemeen geldende opvattingen.
Gevaar: de normaliteit van de extravert heeft tot gevolg dat hij veel te weinig rekening houdt met het feitelijke bestaan van zijn subjectieve behoeften en noodzakelijkheden. Dat is namelijk zijn zwakke punt: zijn type is dermate naar buiten gericht, dat zelfs het meest evidente subjectieve feit, namelijk de toestand van zijn eigen lichaam, soms onvoldoende aandacht krijgt. Het lichaam is te weinig objectief, te weinig extern, zodat de bevrediging van de elementaire behoeften, onmisbaar voor zijn fysiek welbevinden, verwaarloosd wordt. Daardoor lijdt het lichaam, evenals de ziel. Van dit laatste merkt de extravert gewoonlijk weinig, maar zijn intieme huiselijke omgeving des te meer. Hijzelf voelt het verlies aan evenwicht pas wanneer zich abnormale lichaamssymptomen aandienen. Het gevaar van de extravert is dat hij te veel door objecten geabsorbeerd wordt, en zich daarin geheel verliest. De functionele (nerveuze) of werkelijke lichamelijke stoornissen die hieruit ontstaan hebben een compensatorische betekenis, want ze dwingen hem tot een onvrijwillige zelfbeperking.
Hysterie is verreweg de meest optredende neurose van de extravert. Het schoolvoorbeeld van hysterie wordt altijd gekenmerkt door een overdreven relatie met personen uit de omgeving, en door een werkelijk imiterende aanpassing aan de omstandigheden.
EXTRAVERT/RATIONEEL Ik noem deze beide onderstaande typen rationele of oordelende typen, omdat ze gekarakteriseerd worden door de dominantie van rationeel oordelende functies. Een algemeen kenmerk van deze typen is, dat hun leven in hoge mate afhangt van het rationele oordeel. De rationaliteit waardoor de bewuste levenswijze van deze typen wordt gekenmerkt, betekent een bewuste uitsluiting van het toevallige en niet verstandelijke. Het rationele oordeel is in deze psychologie een macht, die het ongeordende en toevallige van het werkelijke gebeuren in bepaalde patronen dwingt of althans tracht te dwingen. Hun rationaliteit komt overeen met datgene wat collectief als verstandig geldt. Voor hen persoonlijk is alleen datgene verstandig, wat algemeen als verstandig wordt beschouwd. Het subject en het subjectieve verstand worden daardoor met verdringing bedreigd waardoor ze kans lopen om te vallen onder de heerschappij van het onbewuste dat, in dit geval, zeer onaangename trekken bezit.
|
EXTRAVERT/IRRATIONEEL Beide onderstaande de typen noem ik irrationeel, om de reden dat ze hun doen en laten niet funderen op rationele oordelen, maar op de absolute intensiteit van de waarneming. Hun waarneming richt zich op datgene wat zich eenvoudig voordoet, zonder selectie door een oordeel. Het zou echter volstrekt onjuist zijn om deze typen bijvoorbeeld als 'onverstandig' te beschouwen, alleen omdat ze hun oordeel ondergeschikt maken aan hun waarneming. Ze zijn alleen in hoge mate empirisch: ze baseren zich uitsluitend op de ervaring; zelfs dermate uitsluitend, dat hun oordeel meestal niet in de pas blijft met hun ervaring. Maar de oordelende functies zijn desondanks toch aanwezig, alleen leiden ze een grotendeels onbewust bestaan. Aangezien het onbewuste ondanks zijn scheiding van het bewuste subject toch steeds weer te voorschijn treedt, zien we ook in het leven van irrationele typen opvallende oordelen en keuzen in de vorm van schijnbare haarkloverijen, kille oordelen, en een ogenschijnlijk berekenende selectie van personen en situaties. Deze trekken dragen een infantiel of zelfs primitief stempel, soms zijn ze opvallend naïef, soms ook meedogenloos, hard en gewelddadig. Iemand met een rationele instelling kan gemakkelijk menen dat deze mensen wat hun ware aard betreft rationalistisch en doelbewust in slechte zin zijn. Dit oordeel zou echter slechts voor hun onbewuste opgaan, en helemaal niet voor hun bewuste psychologie, die geheel op waarneming is ingesteld en vanwege haar irrationele aard volstrekt onbegrijpelijk is voor het rationele oordeel. |
||||||
|
|
Relaties tussen rationeel en irrationeel
Het irrationele type begrijpt niets van de indruk die de rationele mens op hèm maakt: hij ziet deze slechts als iemand die maar half leeft, als een mens wiens enige levensdoel is, al het levende te binden met de ketenen van het verstand, en het te verstikken met oordelen. Dit zijn natuurlijk krasse uitersten, maar ze bestaan wel. Dit is een feit dat voor een rationeel type nauwelijks begrijpelijk is; de ondenkbaarheid hiervan wordt alleen nog geëvenaard door de verbazing van een irrationeel mens, die heeft ontdekt dat iemand rationele ideeën hoger kan stellen dan het levende en werkelijk bestaande. Zoiets vindt hij nauwelijks geloofwaardig. Gewoonlijk is het hopeloos om hem ook maar iets principieel in deze richting te willen voorschotelen, want een rationeel begrip is voor hem net zo onbekend en zelfs weerzinwekkend, als het bijvoorbeeld voor een rationeel mens ondenkbaar lijkt een contract aan te gaan zonder wederzijdse toezeggingen en verplichtingen.
Dit punt brengt me op het probleem van de psychische relatie tussen de representanten van de verschillende typen. Wanneer de objectieve situaties toevallig precies overeenstemmen, komt er iets als een menselijke relatie tot stand, maar niemand weet welke geldigheid of duur deze relatie bezit. Het is voor een rationeel mens een vaak echt pijnlijke gedachte dat een relatie precies zo lang duurt als de uiterlijke omstandigheden toevalligerwijs iets gemeenschappelijks bezitten. Dit lijkt hen niet erg menselijk, terwijl de irrationele mens juist hierin iets bijzonder mooi menselijks ziet. Het resultaat is dat de een de ander als onverschillig beschouwt, als iemand op wie je niet kunt vertrouwen en met wie je nooit echt goed kunt opschieten.
De psychologische relatie in de extraverte instelling wordt altijd beheerst door objectieve factoren, door uiterlijke voorwaarden. Datgene wat iemand innerlijk is, is nooit van doorslaggevend belang. In onze huidige cultuur geeft de extraverte instelling bij het probleem van de menselijke relaties in principe de toon aan; het introverte principe komt natuurlijk ook voor, maar geldt als uitzondering, en moet een beroep doen op de tolerantie van de medemensen.
INTROVERT
Wanneer de oriëntering zich niet overwegend op het object en op het objectief gegevene richt, maar op subjectieve factoren, spreken we van een introverte instelling.
De introvert plaatst, tussen het object van zijn waarneming en zijn eigen handelen, een subjectieve mening, die verhindert dat zijn handelen een karakter krijgt dat overeenkomt met het objectief gegevene.
Het introverte bewustzijn kijkt weliswaar naar de uiterlijke omstandigheden, maar kiest de subjectieve determinanten als doorslaggevend. Dit type richt zijn aandacht naar die factor van waarnemen en kennen, die beantwoordt aan zijn subjectieve aanleg. Terwijl het extraverte type zich overwegend beroept op wat het object uitstraalt, steunt de introvert hoofdzakelijk op datgene wat in het subject (de waarnemer) geconstelleerd wordt door de uiterlijke indruk.
Zijn instelling is echter wel gebaseerd op een algemeen aanwezige, uiterst reële en absoluut onmisbare voorwaarde van de psychologische aanpassing.
De introverte instelling richt zich, in het normale geval, naar de psychische structuur die in principe door erfelijkheid gegeven is, en die een grootheid betekent die tot het subject behoort. Het gaat om de psychische structuur van het subject, nog voor zich een ik ontwikkelt, namelijk het zelf dat veel en veel omvangrijker is dan het ik omdat het ook het onbewuste omvat.
Het is echter voor de introvert een veelbetekenende eigenaardigheid dat hij, in navolging van zijn eigen neiging, het ik met het zelf verwart, en dit ik tot subject van het psychische proces verheft.
Gevaar: Een overdreven ontwikkeling van het bewuste introverte standpunt leidt tot een kunstmatige subjectivering van het bewustzijn.
Een introvert mens vindt het onbegrijpelijk dat een object altijd doorslaggevend moet zijn. Hij bedient zich meestal van een besliste en generaliserende wijze van uitdrukken die de schijn verwekt alsof hij elke andere mening van tevoren uitsluit. Bovendien is alleen al de zekerheid en starheid van het subjectieve oordeel, waaraan al het objectief gegevene reeds a priori is ondergeschikt, voldoende om de indruk van een sterke egocentriciteit te wekken. Is de introvert enigszins neurotisch, dan betekent dat een min of meer volledige onbewuste identiteit van het ik met het zelf; de betekenis van het zelf wordt tot nul gereduceerd, het ik daarentegen mateloos opgeblazen waaruit een heel onvolwassen egocentriciteit
De introvert plaatst, tussen het object van zijn waarneming en zijn eigen handelen, een subjectieve mening, die verhindert dat zijn handelen een karakter krijgt dat overeenkomt met het objectief gegevene.
Het introverte bewustzijn kijkt weliswaar naar de uiterlijke omstandigheden, maar kiest de subjectieve determinanten als doorslaggevend. Dit type richt zijn aandacht naar die factor van waarnemen en kennen, die beantwoordt aan zijn subjectieve aanleg. Terwijl het extraverte type zich overwegend beroept op wat het object uitstraalt, steunt de introvert hoofdzakelijk op datgene wat in het subject (de waarnemer) geconstelleerd wordt door de uiterlijke indruk.
Zijn instelling is echter wel gebaseerd op een algemeen aanwezige, uiterst reële en absoluut onmisbare voorwaarde van de psychologische aanpassing.
De introverte instelling richt zich, in het normale geval, naar de psychische structuur die in principe door erfelijkheid gegeven is, en die een grootheid betekent die tot het subject behoort. Het gaat om de psychische structuur van het subject, nog voor zich een ik ontwikkelt, namelijk het zelf dat veel en veel omvangrijker is dan het ik omdat het ook het onbewuste omvat.
Het is echter voor de introvert een veelbetekenende eigenaardigheid dat hij, in navolging van zijn eigen neiging, het ik met het zelf verwart, en dit ik tot subject van het psychische proces verheft.
Gevaar: Een overdreven ontwikkeling van het bewuste introverte standpunt leidt tot een kunstmatige subjectivering van het bewustzijn.
Een introvert mens vindt het onbegrijpelijk dat een object altijd doorslaggevend moet zijn. Hij bedient zich meestal van een besliste en generaliserende wijze van uitdrukken die de schijn verwekt alsof hij elke andere mening van tevoren uitsluit. Bovendien is alleen al de zekerheid en starheid van het subjectieve oordeel, waaraan al het objectief gegevene reeds a priori is ondergeschikt, voldoende om de indruk van een sterke egocentriciteit te wekken. Is de introvert enigszins neurotisch, dan betekent dat een min of meer volledige onbewuste identiteit van het ik met het zelf; de betekenis van het zelf wordt tot nul gereduceerd, het ik daarentegen mateloos opgeblazen waaruit een heel onvolwassen egocentriciteit
INTROVERT/RATIONEEL
De twee volgende typen zijn rationeel, aangezien ze zich baseren op verstandelijk oordelende functies. Het verstandelijke oordeel baseert zich niet uitsluitend op het objectief gegeven, maar ook op het subjectieve. Het domineren van een factor, bepaald door een psychische dispositie die vaak al sinds de vroege jeugd bestaat, veroorzaakt echter een overeenkomstige vertekening van het verstand. Een rationeel type bezit altijd een typerende variant van rationaliteit. Zo hebben de introverte rationele typen ongetwijfeld een verstandig oordeel, maar dit oordeel richt zich alleen meer naar de subjectieve factor. De superieure waarde van de subjectieve factor in vergelijking met de objectieve factor is van het begin af aan iets vanzelfsprekends. Het gaat daarbij, zoals gezegd, geenszins om een waarde die wordt toegekend, maar om een natuurlijke aanleg, nog voordat er sprake is van een rationele waardering. Daarom lijkt voor de introvert het rationele oordeel noodzakelijkerwijs een andere nuance te hebben dan voor de extravert. Om een algemeen geval te noemen: voor de introvert lijkt de keten van oorzaak en gevolg, die naar de subjectieve factor terug leidt, iets verstandiger dan de keten die naar de objecten leidt. Dit verschil, in het afzonderlijke geval gering en bijna onmerkbaar, heeft in het grotere geheel onoverbrugbare tegenstellingen tot gevolg. Een kardinale vergissing die hierbij gewoonlijk wordt gemaakt, is dat men probeert een fout in de conclusies aan te tonen, in plaats van het verschil in de psychologische premisse te erkennen. Een dergelijke erkenning is voor een rationeel type een moeilijke zaak, want ze ondergraaft de ogenschijnlijk absolute geldigheid van zijn eigen principe, en levert hem aan diens antithese uit. Voor hem betekent dat een catastrofe. Bijna nog meer dan het extraverte type is de introvert het slachtoffer van dit misverstand; niet omdat de extravert als tegenstander onbarmhartiger of kritischer zou zijn dan hijzelf, maar omdat de stijl van de tijd waarin hij leeft tegen hem is. Niet ten opzichte van de extravert, maar ten opzichte van onze algemene westerse levensbeschouwing bevindt hij zich in de minderheid, weliswaar niet getalsmatig maar volgens zijn gevoel. Aangezien hij met overtuiging meedoet met de algemene stijl, ondergraaft hij zijn eigen fundamenten. De huidige stijl, die vrijwel uitsluitend het zichtbare en het tastbare erkent, gaat immers tegen zijn principe in. Hij moet de subjectieve factor vanwege de onzichtbaarheid ervan devalueren en zichzelf ertoe dwingen mee te doen met de extraverte overwaardering van het object De onderschatting van het eigen principe maakt de introvert egoïstisch en dringt hem de psychologie van de onderdrukte op. Hoe egoïstischer hij wordt, des te meer lijkt het hem ook alsof de anderen, die zich ogenschijnlijk zonder meer aan de hedendaagse stijl kunnen aanpassen, de onderdrukkers zijn, tegen wie hij zich moet beschermen en verweren. Hij ziet meestal niet dat hij hier juist zelf de allergrootste fout maakt, door niet even trouw en toegewijd te zijn aan de subjectieve factor als de extravert dat is ten opzichte van het object. |
INTROVERT/IRRATIONEEL
De twee onderstaand beschreven typen zijn bijna ontoegankelijk voor een uiterlijke beoordeling. Aangezien hun voornaamste activiteit naar binnen is gericht, zien we van buitenaf niets anders dan terughoudendheid, verborgenheid, gebrek aan deelneming, onzekerheid of een andere schijnbaar ongefundeerde verlegenheid. Wanneer er iets geuit wordt, zijn dat meestal indirecte manifestaties van de minderwaardige en relatief onbewuste functies. Dit soort uitingen wekt natuurlijk bij de omgeving een vooroordeel ten opzichte van dit type. Daarom worden ze meestal onderschat of op z'n minst niet begrepen. In de mate waarin deze typen zichzelf niet begrijpen - omdat ze nu eenmaal vrijwel niet oordelen - kunnen ze ook niet begrijpen waarom ze voortdurend door anderen onderschat worden. Ze zien namelijk niet in dat hun prestatie naar buiten toe ook inderdaad van minderwaardige kwaliteit is. Hun blik is in de ban van de rijkdom van de subjectieve beleving. Wat hen innerlijk overkomt, is dermate boeiend en heeft zo' n onuitputtelijke bekoring, dat ze eenvoudigweg niet merken dat wat ze hiervan aan hun omgeving meedelen, gewoonlijk zeer weinig bevat van wat ze innerlijk ervaren hebben. Het fragmentarische en meestal slechts kortstondige karakter van hun mededelingen stelt te hoge eisen aan het begrip en de bereidwilligheid van de omgeving; bovendien ontbreekt aan hun mededelingen de overtuigende persoonlijke warmte. Deze typen vertonen heel vaak een bars, afwijzend gedrag naar buiten toe, hoewel ze zich hiervan volstrekt niet bewust zijn, en het ook niet hun bedoeling is. Men zou deze mensen rechtvaardiger beoordelen en met meer begrip behandelen, wanneer men zou beseffen hoe moeilijk datgene wat innerlijk geschouwd wordt in begrijpelijke woorden vertaald kan worden. Dit begrip mag overigens niet zover gaan, dat men helemaal geen mededelingen verwacht. Dat zou voor dit soort mensen alleen maar zeer schadelijk zijn. Het noodlot zelf bereidt hen, wellicht nog vaker dan andere mensen, in de buitenwereld overweldigende moeilijkheden, die de roes van het innerlijke visioen kunnen ontnuchteren. Maar er is vaak grote nood nodig om hen eindelijk eens mededelingen te ontlokken. Vanuit een extravert en rationalistisch standpunt beschouwd zijn deze typen vermoedelijk de minst nuttige van alle mensen. Maar gezien vanuit een hoger standpunt zijn ze de levende getuigen van het feit dat deze rijke en veelbewogen wereld met haar overvloedig en bedwelmend leven niet alleen buiten, maar ook binnen is. Deze typen zijn inderdaad eenzijdige specimen van de natuur, maar ze zijn leerzaam voor diegenen, die zich niet door de kortstondige modieuze mentaliteit laten verblinden. Mensen met deze instelling helpen de cultuur vooruit, en zijn op hun manier pedagogen. Van hun leven kan meer geleerd worden dan van hun woorden. Uit hun leven, en niet in het minst juist uit hun grootste fouten - het feit dat ze zich niet kunnen uiten - kunnen we één van de grootste vergissingen van onze cultuur begrijpen, namelijk het bijgeloof over uitspraken en beschrijvingen, de mateloze overschatting van het onderwijzen via woorden en methoden. Een kind laat zich inderdaad imponeren door grote woorden van zijn ouders, en er wordt kennelijk zelfs gemeend dat het daardoor wordt opgevoed. In werkelijkheid wordt het kind opgevoed door datgene wat de ouders hem voorleven. Wat ze hieraan nog toevoegen in woorden, brengt hem hooguit in verwarring. Hetzelfde geldt voor de leraar. Of demonstreert het leven van zijn godsdienstleraar hem soms het geluk dat afstraalt van de rijkdom van het innerlijk schouwen? Zeker, de irrationele introverte typen zijn geen volmaakte leraren: het ontbreekt hen aan de rede en aan de ethiek van de rede. Maar hun leven leert de andere mogelijkheid: het innerlijke leven, waaraan het onze cultuur zo pijnlijk ontbreekt. |
||||||
|
|