Kinderen
Een kinderspiegel 'Als ik oud word neem ik blonde krullen Ik ga nooit liegen of bedriegen, waarom zou ik Ik neem een hond, drie poezen en een geit Ik neem ook hele leuke planten met veel bloemen Judith Herzberg |
|
|
|
De kinderen Voor Anne de Vries Zij komen uit een rijk voorbij dit leven
en gaan langs wegen waar geen mensch van weet een verren onbekenden einder tegen, de zoom strijkt langs ons van hun wapprend kleed. Hoe houden zij zoo licht en bijna blij geheven
den beker van 't oneindig bittre leed? hoe ligt voor elk een argelooze zegen in 't teere hunkren van hun hart gereed? Maar Die zegt: Laat de kindren tot mij komen! Roel Houwink |
|
Marietje was bang voor water en zeep Marietje van Dalen uit Kreukelendamme, Van nageltjes knippen was zij nog banger En als haar moeder des morgens kwam Haar moeder werd boos van al dat gehuil Die smerige kleine Marietje van Dalen En eindelijk groeide ze vast in de grond Het is waar, al lijkt het een nare droom:
|
|
|
![]() ![]() |
De heks van Sier-kon-fleks
Op zondag neemt zij de kolonel Op maandag doet zij niet zoveel, Op dinsdag eet zij een schooljuffrouw Op woensdag neemt zij het mokka-stel Op donderdag neemt zij het dameskoor Op vrijdag bijt zij de griffier Op zaterdag gaat zij in t bad, Dit is de heks van Sier-kon-fleks,
|
|